Leonie Hardeman

View Original

Zo hou je je lezer dichtbij (ook zonder patat boven je tekst)

‘Het is nu alsof er tegen een robot gepraat wordt,’ schreef een van mijn opdrachtgevers als instructie bij een tekst die ik voor hem zou herschrijven. 

Hij had het over deze zin: 

‘Na elk halfjaar wordt samen met de student opnieuw bepaald welk programma gevolgd zal gaan worden.’

Inderdaad nogal wollig en afstandelijk – en dat komt doordat de zin passief is.

Je herkent passieve zinnen aan woorden als ‘worden’, ‘zullen’, ‘zijn’, ‘hebben’ en ‘kunnen’. Soms ook aan het woordje ‘er’ aan het begin. Gelukkig kun je zulke zinnen heel makkelijk actief maken door jezelf af te vragen: wie doet wat? Dat wordt dan je uitgangspunt.

In dit geval is de vraag: wie gaat iets bepalen? (mijn opdrachtgever) En: wie gaat een programma volgen? (de student)

Met die antwoorden schrijf je dan bijvoorbeeld dit: 

‘Na elk halfjaar bepalen we samen met de student welk programma hij of zij gaat volgen.’

Voel je het verschil? Deze zin is aardiger. Ik krijg zelfs de indruk dat mijn opdrachtgever betrokken is bij de student. Met een actieve zin breng je de lezer dus veel dichterbij. 

Op dezelfde manier:

1. Er wordt niets gezegd. (passief)
2. Niemand zegt iets. (actief: het is hier veel stiller dan in zin één)

1. Mijn patatje wordt opgegeten door die meeuw! (passief)
2. Die meeuw eet mijn patatje op! (actief: regelrechte ramp)

1. Trump heeft de bewering ontkend. (passief)
2. Trump ontkent de bewering. (actief: nu is het ineens nieuwswaardig)

Natuurlijk: soms wil je afstand in je tekst en heb je júíst een passieve zin nodig. Zoals in: Ze had het gevoel dat ze gevolgd werd. Maar de actieve vorm maakt je tekst vrijwel altijd helderder en sterker. Schrijf dus alleen passieve zinnen als het echt niet anders kan.


Deze schrijftip verscheen eerder in mijn nieuwsbrief, waarin ik je handvatten geef om beter te leren schrijven en ook nog een hoop glimlachdingen deel.

Klinkt goed? You know what to do.
(klik )